Achtergrond - Lichtenberger Methode uitgelicht

Horen en hoge frequenties: Lichtenberger versus Tomatis

In het Bulletin van de Nederlandse Vereniging van Zangpedagogen van februari 2010 weidde José Lieshout een artikel aan de Tomatis-methode. Het artikel besluit met de opmerking dat het ontwikkelen van het gehoor als middel om de stem beter te gebruiken ook te vinden is bij de Lichtenberger methode. José heeft mij gevraagd in te gaan op de overeenkomsten en verschillen.

Middenoorspieren en hoge frequenties

Gisela Rohmert, grondlegger van de Lichtenberger methode, besteedt in haar boek ‘Der Sänger auf dem Weg zum Klank’ een hoofdstuk aan ‘gehoortraining’. Rohmert: ‘Dit werkveld staat dicht bij en heeft een fundamentele overeenkomst met de inzichten van Tomatis. Hij heeft de sleutelpositie van het functioneren van het oor voor de stemfunctie en van daaruit ook voor alle functies van het menselijk lichaam onderkend; daartoe behoort ook de wetenschap van de trainbaarheid van de interne oorspieren, welke betekenis lange tijd is onderschat.’ Doordat bij contractie van de middenoorspieren [1] lage frequenties sterker gedempt worden dan hoge, is men op het idee gekomen dat de contractie van de middenoorspieren als hoogdoorlaatfilter kan werken (Klinke, 1992). Zwakke of atrofische oorspieren, die immers een verminderde contractie kennen, leiden dan tot een verminderde waarneming van hoge frequenties. Deze spieren kunnen worden ‘getraind’ door het aanbieden van hoge frequenties en het bevorderen van een bewust luisterende houding ten aanzien van deze frequenties (Rohmert).

Wat is hoog?

Onderzoek naar gehoorschade bij luchtmachtmedewerkers, direct na de Tweede Wereldoorlog, en behandeling van klachten van twee beroepszangers zetten Tomatis op het spoor van wat uiteindelijk het Tomatis-effect zou gaan heten: ‘Iemand kan alleen maar vocaal die frequenties produceren die hij zelf hoort’, of korter geformuleerd ‘men zingt met zijn oren’. Tomatis: ‘Het was voor mij heel gemakkelijk om proefondervindelijk te verifiëren dat het ‘gat’ dat in iemands audiogram kon worden gevonden, altijd correspondeert met een leemte in het frequentiespectrum dat hij kan produceren’. Dit effect is later bevestigd door onderzoek aan de Sorbonne (Mulonguet, Husson, Monnier). Het effect werd door hen alleen diplomatieker geformuleerd, aldus Tomatis: ‘Het strottenhoofd produceert alleen maar boventonen die het oor kan horen.’ Het gaat dus om boventonen en Tomatis noemt in zijn voorbeelden frequenties die liggen tussen ca. 1000 en 12000 hertz.

Boventonen en zangersformanten

In tegenstelling tot Tomatis onderkent Rohmert een differentiëring van deze hoge frequenties die volgens haar diep in onze biologie wortelt. Het gaat om frequenties rond de 3000, 5000, 8000 en mogelijk ook 13000 hertz. Rohmert: ‘Deze frequenties hebben een economiserende werking op zenuwen en spieren. Het gedrag van de buis van Eustachius heeft daarbij een centrale betekenis.‘ De betreffende frequenties komen volgens het Lichtenberger model overeen met de eigenfrequenties [2] van verschillende ruimten van ons oor. Zo heeft de gehoorgang een eigenfrequentie van rond de 3000 hertz (algemeen onderkend door audiologen), het middenoor rond de 5000 hertz en het binnenoor rond de 8000 hertz. Het gaat hierbij niet om zeer specifieke frequenties maar om groepen boventonen die door resonantie worden versterkt. Zo’n groep van versterkte boventonen wordt een zangerformant genoemd en is in een frequentiespectrum duidelijk als een locale brede piek te herkennen. Overigens is de eerste zangersformant van rond de 3000 hertz al sinds de zestiger jaren bekend.

Pavlov als uitweg?

Na ontdekking van het Tomatis-effect heeft Tomatis een methode ontwikkeld om de zwakke plekken in de hoorcurve te ontwikkelen. Hierbij worden middels een speciale koptelefoon via zowel lucht- als botgeleiding intensief de ‘missende’ frequenties aangeboden. De waarde van botgeleiding voor hoge frequenties kwam bij Tomatis in beeld na analyse van de stem van Caruso [3] (die volgens Tomatis aan zijn rechteroor gedeeltelijk doof moet zijn geweest), maar dat terzijde. Tomatis: ‘Het is de bedoeling door middel van auditieve training een betere hoor- en luisterconditie te bewerkstelligen waardoor het oor een gunstige en een goede klankkwaliteit kan creëren. Die toestand komt voort uit spanning van het trommelvlies die wordt geregeld door de  middenoorspieren’. Tegenwoordig bestaat een Tomatis-basistraining uit twee reeksen van luistertrainingen. De eerste van 30 uur en de tweede van 16 uur. Op deze wijze wordt het gehoor geconditioneerd. Het werk van Pavlov [4] zette Tomatis op dat spoor. De eerste experimenten waarbij zangers hun stem via een koptelefoon hoorden, gefilterd met het ‘Caruso-frequentieprofiel’, bleken spectaculair. De zangers waren euforisch en zongen onvergelijkbaar beter dan anders, aldus Tomatis. Maar zodra de koptelefoon was afgezet ‘werd alles weer even moeilijk als voordien’. Van daaruit is Tomatis op zoek gegaan naar een methode die tot een blijvend effect leidt en paste hij daarbij Pavlov’s inzichten over conditionering toe, met de intensieve training zoals hierboven genoemd als resultaat. In Lichtenberg heeft men een ander spoor gevolgd, alhoewel ook daar een, overigens onvruchtbare, poging is gedaan stemgeluid, zangerformanten in het bijzonder, elektronisch te manipuleren om die vervolgens via een koptelefoon terug te koppelen.

Een kwestie van synergie

In navolging van de Amerikaanse zangpedagoog Cornelius Reid heeft Rohmert begin jaren tachtig het belang van synergie [5] voor de stem onderkend. Na tien jaar onderzoek was voor haar duidelijk geworden dat alleen het fenomeen van zelforganisatie een bevredigend antwoord biedt op de werking van de stem en in het verlengde daarvan op de vraag wat een passende pedagogiek [6] is. De Lichtenberger methode heeft zich daarmee ontwikkeld tot een zangpedagogiek waarin geen plaats is voor controle en beheersing en dus training in die zin. In plaats daarvan richt de pedagogiek zich op het stimuleren van de stem, het lichaam, ‘het open systeem’, zodanig dat het in een ‘hogere ordening’ kan komen. In deze toestand organiseert het lichaam zichzelf waarbij een hoge mate van efficiëntie ontstaat. Zingen gaat dan met ongekend gemak en de stem is zeer klankrijk. Nu is gebleken dat juist de zangersformanten, met name de tweede en derde, een groot ordenend vermogen hebben. Veel stimulaties uit de Lichtenberger methode zijn dan ook direct of indirect hierop gericht. De hierboven beschreven ervaring van Tomatis met experimenten met zangers kan in het licht van het Lichtenberger model worden begrepen. De ‘Caruso-filter’ werkte als stimulatie, waardoor de stem in een hogere ordening kon komen. Opmerkelijk genoeg, of misschien ook wel niet, blijkt uit zijn autobiografisch werk dat ook Tomatis aspecten van zelforganisatie had ontdekt. Hij spreekt daarbij over ‘cybernetische [7] feedback-systemen’ en beschrijft een wondermooi experiment waarbij hij bepaalde ‘blinde vlekken’ (scotomen) aanbracht door bepaalde frequenties weg te filteren. Dit had direct invloed  op de vocale kwaliteit van de proefpersoon. Toch heeft synergie geen expliciete plaats gekregen in zijn werk.

Therapie versus pedagogiek

De Tomatis-methode is duidelijk ontwikkeld als behandelmethode, als therapie. Tomatis wilde mensen met stemproblemen helpen. Gaandeweg, geïnspireerd door de effecten van zijn methode, verbreedde hij zijn werkveld, van taalproblemen tot aan de behandeling van autisme en schizofrenie. Maar ook heeft hij zich bezig gehouden met taalonderwijs en spreekt hij over zijn methode als een opvoedkundige methode. De Lichtenberger methode daarentegen is bovenal een zangpedagogische methode, waarbij de heilzame werking van het werk niet wordt ontkend. ‘Gehoortraining’ wordt daarbij door Rohmert wel als een apart werkveld gezien en is gericht op: ‘het ontwikkelen van het vermogen de eigen formanten steeds beter te herkennen, in te schatten en verder te laten doorwerken; het van buiten aanreiken of het intra-oraal stimuleren van deze frequenties tijdens het foneren; het opsporen van formanten (frequenties) in stilte, door oefening van het innerlijk horen.’ Bij dit laatste aspect gaat Rohmert, in navolging van Bentov [8], maar ook van Tomatis [9], ervan uit dat het lichaam zelf geruis van hoge frequenties voortbrengt. Los van het specifieke werkveld ‘gehoortraining’ staat de vraag hoe de Lichtenberger methode tot een blijvende verandering leidt. Een belangrijk onderdeel is deconditioneren. Het gaat daarbij om het doorbreken van bewust en onbewust aangeleerde gewoonten die zelforganisatie belemmeren. Er ontstaat een houding waarbij controle en beheersing hun dominantie verliezen en de waarneming groeit. Hiervoor kent de methode geen intensief trainingsprogramma zoals bij Tomatis. Tijdens zanglessen raakt de leerling vertrouwd met de nieuwe fenomenen, wordt hij/zij zich bewust van belemmerende patronen en kunnen spontaan transformaties plaatsvinden. Hoe dit proces verloopt is niet te voorspellen.

Hoorhouding

Rohmert citeert Tomatis: ‘Zo moeilijk als het is zich de klank van het leven voor te stellen, wanneer men het nog niet waargenomen heeft, zo moeilijk is het ook de hoorhouding te vinden, wanneer men niet in de gelegenheid is geweest ze te ervaren. Ze vereist een voortdurende aanspanning van de hamer- en stijgbeugelspieren, en dat is een niet te onderschatten prestatie (van het gehoor, MR). Dankzij deze grote aanspanning laat het stoorgeruis, wat de lage frequenties zijn, zich vergaand onderdrukken, tenminste op afstand houden, opdat in het binnenoor een gelijkmatige interne druk wordt behouden. Zo kunnen de hoge frequenties naar voren treden en daarmee de modulatie, die de waarneming van het leven [10] is.’ Rohmert vervolgt zelf verderop: ‘Het aanbod aan geluid, aan frequenties, uit de omgeving en uit de eigen stem wordt, bewust of onbewust, met de innerlijke klank verrekend. Bevinden zich in het akoestische aanbod van buiten, elementen van de oerklank (dat wil zeggen: hoge frequenties), dan ontstaat een sterke resonantie. Het uit zichzelf toenemen van de zangersformantenergie tijdens het zingen kan men op deze manier verklaren. Dit versterkingseffect brengt een reguleringsmechanisme in het lichaam teweeg: optimalisering van de spiertonus, opening van de buis van Eustachius, regulatie van een minimale ademhaling, daling van het strottenhoofd.’ Rohmert sluit haar hoofdstuk als volgt af: ‘Eutonie [11] ontspringt uit een energierijk, gekleurd ruisen. In die zin werkt lichaamswerk, in het bijzonder die op het sensorische vlak, als stimulatie en initiator van de levensenergie. Gehoortraining heeft echter in het gunstigste geval een wezenlijk fijnere en efficiëntere sturende werking op het lichaam, in het bijzonder bij het zingen.’

Bronnen: Het bewuste oor, A. Tomatis, 2005; Der Sänger auf dem Weg zum Klank, G. Rohmert, 1996; Kolloquium Praktische Musikphysologie, W. Rohmert,1993.

Maarten Rienks. Oorspronkelijk verschenen in het Bulletin Oktober 2010 van de Nederlandse Vereniging van Zangpedagogen.



1. Musculus Stapedius (verbonden aan de stijgbeugel, die op zijn beurt het trommelvlies met het aambeeld verbindt) en Musculus Tensor Tympani (verbonden aan de hamer, die op zijn beurt het aambeeld met het ovale venster van het slakkenhuis verbindt). Terug

2. Een eigenfrequentie van een systeem is één van de frequenties waarmee een systeem zal gaan trillen als het vanuit een evenwichtspositie wordt bewogen en vervolgens wordt losgelaten (bron: Wikipedia). Terug

3. Tomatis wijt in zijn boek de gedeeltelijke doofheid van dat Caruso (een conclusie die hij trekt op basis van informatie van derden) aan een beschadigde buis van Eustachius. In de daarop volgende paragraaf noemt hij echter een beschadigde externe gehoorgang als oorzaak. Los van dit onderscheid gaat Tomatis ervan uit dat Caruso daardoor geen lage tonen meer kon horen. ‘Het naar zichzelf luisteren vond plaats via de botstructuur’.  Terug

4. Ivan Pavlov was een Russisch fysioloog waarnaar de Pavlovreactie is genoemd. Deze reactie is een geconditioneerde reflex en valt onder de klassieke conditionering: als prikkel A herhaaldelijk voorafgaat aan prikkel B dat een bepaald gedrag oplevert, dan zal op den duur prikkel A reeds dat gedrag opleveren, ook zonder prikkel B (bron: Wikipedia). Terug

5. Het gaat hier om synergie zoals beschreven door de natuurkundige Hermann Haken, waarbij het ontstaan van nieuwe eigenschappen van complexe systemen wordt beschreven in termen van ordening. Er is geen sprake van een centrale sturing, vandaar dat we spreken van zelforganisatie. Synergie is een manier om deze zelforganisatie te beschrijven.  Terug

6. Het onderzoek verschoof van een lichaamsoriëntatie naar een klankoriëntatie. Terug

7. Cybernetica gaat over besturing van systemen, over controle van en communicatie binnen biologische en mechanische systemen en is verwant met de systeemtheorie, chaostheorie en zelforganisatie. Terug

8. Die Mikrobewegung des Körpers als ein Faktor in der Entwikkelung des Nervensystems, I. Bentov, 1979, 1990. Terug

9. Der Klang des Lebens, vorgeburtliche Kommunikation, die Anfänge der seelischen Entwikkelung, A. Tomatis, 1987. Terug

10. De begrippenklank van het leven’ en ‘waarneming van het leven’ hebben hier vermoedelijk betrekking op het ‘geruis dat het lichaam zelf voortbrengt’ zoals in de paragraaf erboven benoemd. ‘Modulatie’ kan wellicht worden begrepen als de hoge frequenties die als draaggolf fungeren. Terug

11. Eutonie (eu-tonus = harmonische spanning) kan worden vertaald als ‘optimale spierspanning’, in tegenstelling tot hyper- en hypotonie. Bij eutonie is er sprake van een optimaal efficiënte toestand van het ‘spierapparaat’ voor de functie die het uitvoert.  Terug

 

Terug naar Achtergrond